Kobudo betekent oude martiale weg en refereert naar de training met wapens in tegenstelling tot de lege hand. De basiswapens zijn de nunchaku, sai, tonfa en bo. In totaal zijn er in de Okinawaanse oude martiale weg 13 wapens in gebruik. Zou men de wapens die op de gehele Japanse archipel voorkomen erbij tellen dan zijn het er veel meer.
De Nunchaku
1. Geschiedenis in het kort
Over de precieze herkomst en de ontwikkelingen in het verleden van de Nunchaku is weinig bekend. Hoogstwaarschijnlijk was de Nunchaku van oorsprong een landbouwwerktuig, een dorsvlegel, en brachten de Chinezen deze vorm van vechtkunst over naar Japan. In de 13e en 14e eeuw namelijk was er een emigratiestroom van Chinezen naar Okinawa, een eiland in de buurt van Japan. Deze Chinezen, die zich vooral in de stad Kumemura vestigden, beheersten diverse vechttechnieken waaronder ook een gevechtssport met een soort wapen dat door hen shuang chin kun en shuang tse werd genoemd. Vooral in deze gevechtstechniek bleken de Japanners geïnteresseerd en die trokken dan ook in groten getale naar de Chinese wijk van Kumemura om de kunst van deze sport machtig te worden. De Japanners gingen het wapen nunchaku noemen (de herkomst van dit woord is overigens onbekend) terwijl zij ook de stokjes een andere vorm gaven. De Chinese shuang chin kun bestond uit twee door een ketting verbonden stokjes, maar de nunchaku uit twee achthoekige stokjes, verbonden door middel van een koord en deze uitvoering bestond dan weer uit diverse variaties. Dat de Japanners het wapen naar eigen inzichten en behoeften veranderden is op zich niet zo vreemd want elk mens is weer anders qua lichaamsbouw, aanleg enz., en het is daarom geen wonder dat velen die deze sport beoefenen dat doen met een wapen dat men speciaal voor zichzelf heeft gemaakt of laten maken. Hier is echter een welgemeend advies van belang: dit moet men pas doen nadat men zich de noodzakelijke technieken eigen heeft gemaakt met een wapen in de standaard-uitvoering dat men ook werkelijk kan hanteren.
2. Het hanteren van de Nunchaku
Allereerst is het belangrijk dat men bij het hanteren van de Nunchaku de beide uiteinden van het stokje beetpakt. Hanteert men een houten Nunchaku dan is er altijd kans dat deze (te) glad wordt door het transpiratievocht van de handen en weg schiet. Voorkom dat door de houten Nunchaku regelmatig droog te wrijven met olijfolie. Kijk dan tegelijk het koordje of het kettinkje na zodat dit bij het oefenen geen gevaar kan opleveren voor de trainingspartner of omstaanden. Voor de training met partner kan men het beste een safety-nunchaku gebruiken.
Katana
1. Oorsprong en verklaring
Hoewel niet het oudste Japanse wapen, toch neemt het zwaard een centrale plaats in. Met recht en reden werd het van de krijgsklasse het lievelingswapen. De twee voornaamste en bekendste gevechtssystemen die door de bushi werden aangewend zijn het ken-jitsu en het iai-jitsu. Door het bestuderen van beide systemen kan men de bugei of oude traditionele krijgskunt beter als geheel leren kennen en appreciëren.
De bushi droeg vroeger steeds twee zwaarden. Zij markeerden zijn adellijke geboorte en hoge sociale status. Noch in de oorlog-, noch in de vredestijd deed de bushi afstand van zijn klingen.
De o-dachi (lang zwaard) en de ko-dachi (kort zwaard) hadden elk hun functie. Zij konden afzonderlijk of in combinatie gebruikt worden. Beide hadden vlijmscherpe sneden waardoor ze snel gerespecteerd en gevreesd werden. Het zwaard werd met beide handen boven het hoofd geheven en dan werd er gewacht om met een neerwaartse slag, de tegenstander, met de snijkant uiteraard, te verwonden. Het vereiste ontzettend veel koelbloedigheid om dát juiste moment af te wachten.
In het begin van de 18de eeuw noemde de Abe-Tate-Ryu zijn school “Kendo”. Deze ryu beschouwde zwaardvechten als een geestelijke activiteit en verkoos als aanduiding voor zijn bezigheden het geschreven “do” boven het “jitsu” als achtervoegsel. De populariteit van het kendo nam toe in de Meiji-periode. Kendo als hulpmiddel tot zelfontplooiing werd in alle opvoedkundige instituten verplicht. Het was de enige uitlaat voor het zwaardvechten en werd uitgevoerd met een bamboezwaard (de shinai) en een beschermharnas (of kendogu).
De kendo training is gericht op de beheersing van zeven efficiënte klappen en een steek.
2. Het zwaardtrekken (iai-jitsu)
Iai-jitsu bestaat erin om het zwaard snel uit de schede te trekken zodra te tegenstander de intentie vertoonde om tot de aanval over te gaan.
Jinsuke stichtte de Shin Muso Hayashizaki Ryu. Hij gaf les in het zwaardvechten op een zuiver defensieve basis. Juist dit defensieve element is het karakteristieke verschil met kenjitsu. Uitwerkingen van Jinsuke’s stijl bleven niet achter en 412 verschillende ryu werden officieel gecatalogiseerd.
Iai-jitsu was voornamelijk gericht op een doeltreffende bescherming, wanneer de aangevallene zich moest verdedigen terwijl hij juist in een passieve positie verkeerde, zittend, gehurkt of geknield.
Weliswaar werden een aantal methodes ontwikkeld die zich niet beperkten tot een positie laag bij de grond.
Tijdens de Meiji-periode werd het iai-jitsu andermaal beïnvloed en groeide zo uit tot zijn rijpere vorm : het iai-do.